Als Sint-Pieter mij ooit aan de hemelpoort vraagt wat ik in mijn leven zoal heb uitgevreten, dan zal ik zeggen: “Piet, ik reed ooit eens 18.000 km met een motorfiets tot in Mongolië om er een man te ontmoeten die bij zijn tent een arend hield. En samen met die man en zijn arend ben ik te paard gaan jagen op vossen.”

Over de kale bergen van West-Mongolië galoppeert een man met een paard. Hij heeft een jas van vossenpels aan en stoot woeste kreten uit. Op zijn hoofd prijkt een lederen hoed, die eveneens ingelegd is met pels. Ik probeer de man te volgen op mijn paard, maar hij rijdt nu in volle snelheid een heuvel af en strekt zijn arm uit, nog altijd roepend. En dan gebeurt het!
Vanuit de hoogte van de heuvelkam komt een dodelijke gevederde schicht de bergflank afgezeild. Op amper een meter of twee van de ruiter spreidt de vogel zijn vleugels en landt met schrille kreten – ’kjie-kjie-kjie’ – op de uitgestoken arm van zijn baas.

De man op het paard is tegen de enorme klauwen beschermd door een dikke lederen handschoen. Het indrukwekkende dier van de arendjager is een steenarend (Aquila chrysaetos). Eens de landing is uitgevoerd, krijgt hij van de ruiter zijn beloning: een stuk vlees. Dan krijgt hij weer zijn lederen masker op zijn kop, dat hem het zien belet en ervoor zorgt dat hij kalm blijft zitten waar hij zit: op de arm van de jager, die wordt ondersteund door een houten stok, vastgemaakt aan het zadel.

Winterse jacht
Mijn reisgenoot Frank en ik zijn hier getuige van een symbiotische relatie: de jacht die de Kazachen van Mongolië met hun arenden al eeuwenlang uitoefenen, een ritueel dat voor beiden wat oplevert.
Wat we hier mogen meemaken, gezeten op de rug van een paard, is echter slechts de oefening tot de jacht, want die begint pas in oktober. Dan valt de winter in, wordt het steppegras bedekt met een laag sneeuw en gaat er een ijskoude wind waaien. Dat is het moment waarop de arendjagers hebben gewacht en waarvoor ze hun arenden jarenlang hebben getraind. Op het blanke sneeuwtapijt zijn jonge wolven, vossen, marmotten en konijnen een goed zichtbare prooi voor de arend. Als een steen stort die zich dan naar beneden en grijpt de prooi. Is het een marmot of een konijn, dan gebeurt er een wonder: hij stijgt terug op en brengt zijn buit naar de man op het paard. Is het een groter dier, een wolf of een vos, dan snelt de jager te paard ter hulp om het dier te doden op de plaats waar het door de arend is geslagen, en de vacht zo ongeschonden mogelijk buit te maken. Dat is de reden waarom de man met de arend op zijn arm een jas van vossenbont draagt.
In de ger van de arendjager
De man met de arend heet Baybolat. Hij is 46 en heeft de blozende, vierkante kop van een Kazachse boer. En dat is hij ook: hij heeft zestig koeien en probeert die in de zomer op het eindeloze grasland van West-Mongolië vet te krijgen.
We zijn de dag voordien in de voormiddag bij de twee gers van Baybolat aangekomen, in gezelschap van zijn broer Cada (32), onze chauffeur. Vanaf Mongolië heet een yoert een ger. Dat is het Mongoolse woord voor zo’n praktische, ronde tent van vilt. Yoert is Russisch en sinds de bezetting van Mongolië door de voormalige USSR, hebben de Mongolen niet zo’n geweldige herinneringen aan de Russen en prefereren ze dat je hun onderkomen op de steppe een ger noemt.

De twee gers van Baybolat staan in een hele brede vallei ten noorden van het dorp Sagsai, het epicentrum van het jagen met arenden. We worden er ontvangen met thee die in koeienmelk is gekookt. “Marchamat”, zegt de dochter van onze gastheer wanneer ze het brouwsel aanreikt. Dat betekent ‘alstublieft’ in het Mongools.

De kachel in de ger ronkt. Af en toe gooit dochterlief een paar door zon en wind gedroogde koeienvlaaien in het fornuis. De warmte is behaaglijk. Alles draait hier rond yaks, runderen en schapen, en hun melk. Ook het eten van de familie bestaat geheel uit melk, kaas, yogurt en schapen-, paarden-, of rundvlees, samen met wat brood, deeg en aardappelen.
“Ze eten tijdens de lange winter een paard, een koe en tien schapen op”, legt Cada uit over het dieet van de familie van zijn grote broer.
Volwassen
Baybolat heeft geen moeite om over zijn arend te vertellen. Zijn zoon, Baha, heeft er ook één. Vanaf zijn achtste is hij met het trainen en grootbrengen van de arend begonnen. Baha is nu twaalf. Met zijn lange gestalte lijkt hij ouder. Naar school gaan is er niet meer bij. “Hij is volwassen”, zegt Baybolat.
De arenden van Baybolat en Baha zitten ieder apart, aan de rand van een ger. Die van vader Baybolat is zes jaar oud, die van zijn zoon is vier jaar. “Hij is het nog verder aan het leren”, zegt de arendjager over zijn zoon.
De arenden zitten rustig op een houten stok. Ze hebben een kapje over hun hoofd, zodat ze blind zijn. “Anders komt hun jachtinstinct boven en hebben ze de neiging om bijvoorbeeld dingen die rood zien aan te vallen”, zo luidt het. Alleen als ze trainen of echt jagen gaat de kap af.

Terwijl we naar de twee indrukwekkende steenarenden staan te kijken, maakt Baybolat de oudste van de twee los en even later staan Frank en ik te blinken met een arend van een kilo of zes op onze door een dikke lederen handschoen beschermde rechterarm. Het is een vrouwtjesarend, die zijn ook het grootst. Ze kunnen tot zes en een halve kilo wegen en hebben een vleugelspan van meer dan twee meter. De mannetjes zijn kleiner.
Het gevoel van in het midden van de eindeloze Mongoolse steppen met een arend op je arm te staan is op zijn zachts gezegd bijzonder. Maar het wordt pas echt spectaculair als Baybolat en zijn zoon op zo’n vijftig meter van elkaar de arend van zoon naar vader laten vliegen. Noem het een wow-moment.

Nestroof
De arenden worden als jong uit hun nest geroofd door de arendjagers. Daarna begint de training. “In april”, legt Baybolat uit. “In september is het mak maken van de arend klaar.”
Het komt erop neer dat de arend eerst een paar dagen aan een staak wordt gebonden. Hij krijgt geen eten. Dat breekt uiteindelijk zijn weerstand. Daarna krijgt hij eten telkens hij in een stuk vacht bijt. Daardoor leert het dier de link leggen tussen een vacht en voeding en dat legt de basis voor de verdere samenwerking tussen de arend en zijn meester.
Baybolat zegt dat hij zijn arend zal vrijlaten als het dier tien jaar oud is. Sommige arendjagers doen het al op zes jaar. Dan zijn de vrouwelijke arenden geslachtsrijp en kunnen ze zich voortplanten, want anders blijven er voor de jagers geen arenden meer over om uit het nest te roven als ze vliegrijp zijn.


Koeienvlaaien scheppen
We slaan onze tentjes op in de buurt van de twee gers van de familie en de rest van de dag kunnen we hun dagelijkse werk aanschouwen. Dat er gewerkt moet worden, is zacht uitgedrukt: het is een strijd om hier te overleven. Het begint al in de vroege ochtend als de koeien worden gemolken. Dat gebeurt door de dochter, die eerst de kalveren aan een koord op de grond vastmaakt, zodat de moeders er rustig blijven bij staan. Haar eigen moeder kan haar niet helpen, want zij heeft een lam linkerbeen. Ze beweegt zich moeizaam voort met een kruk, waarbij ze haar rechterbeen telkens optilt met een koord, die om haar voet is gebonden.

Tijdens het ochtendlijke melken zien we Baybolat met een schop de koeienvlaaien opscheppen en te drogen leggen. Zonder koeien- of yakmest is er hier geen verwarming, dus dit is een erg belangrijke bezigheid.
Het maken van kaas is een andere belangrijke dagelijkse bezigheid. De melk van de dag – er wordt ‘s ochtends en ’s avonds gemolken – wordt haast onmiddellijk geboterd. Dat gebeurt in een linnen zak met bovenaan een stok die zowat anderhalf uur lang in de zak op en neer wordt bewogen. Tot er yoghurt ontstaat. Die wordt dan later, samen met stremsel, bij warme verse melk toegevoegd, om er zo wrongel en later drie soorten kaas van te maken. De kaas wordt buiten in zon en wind gedroogd op een rek.

“Diner!”, roept Cada ons toe, wanneer we ‘s avonds voor onze tentjes zitten en naar de wolken kijken die over dit eindeloze, lege landschap drijven. De randen van deze vallei worden aan alle kanten begrensd door bergen. Dat maakt dat het geheel op een of andere manier doet denken aan de Ngorongoro-krater in Tanzania, binnen wiens flanken zebra’s, gnoes, jachtluipaarden en leeuwen door de savanne struinen. Alleen zijn het hier kudden yaks, runderen, paarden, geiten en schapen die eindeloos aan het oog voorbij trekken. Af en toe begeleid door een ruiter.

Mergpijp
Het diner wordt geserveerd aan een lage tafel en bestaat grotendeels uit gekookt schapenvlees. “Dit traditionele Kazachse gerecht heet ‘vijf vingers’”, zegt Baybolat, verwijzend naar de vijf ingrediënten die erin zijn verwerkt. Naast schaap zijn dat onder meer aardappelen en deeg. Iedereen eet met zijn handen. Baybolat kluift een schapenbout af en slaat nadien met zijn mes op het been tot het breekt, zodat hij en zijn vrouw het merg er kunnen uitzuigen.

De volgende dag eten we weer schaap. “Maar dit is schaap van verleden jaar”, lacht Cada. “Het is gezouten en gedroogd en nu wordt het een tijd lang gekookt om het weer mals te maken.”
Elke maaltijd wordt geserveerd door de dochter, die alle huishoudelijke taken opknapt. Haar broer laat het zich welgevallen, maar ook hij draagt zijn steentje bij tot de boerenstiel: hij galoppeert een groot stuk van de dag als een cowboy achter de koeien aan om ze bijeen te houden en naar de gewenste stukken het grasland te drijven.

Hoofdrol
‘s Nachts, als we uit onze tent moeten om te plassen, lichten de sterren aan het firmament kraakhelder op. Lichtvervuiling is hier onbestaande en het achter de bergen oprijzende sterrenbeeld van Orion herinnert ons eraan dat de winter in aantocht is. Al heb je de waarschuwing van Orion daar niet echt voor nodig: het vriest tegen de ochtend al.
De grote show met de arend, ‘s anderdaags in de bergen niet ver van de twee gers, is niet afgesproken. Dus wanneer Baybolat tegen de middag van de tweede dag van ons verblijf aan een paard voor mij opzadelt, denk ik: ‘Ah, oké, ik krijg een paard onder mijn kont. Dat wordt weer een leuke namiddag.’ Maar dan zadelt hij ook een paard voor zichzelf en voor Frank op en eentje voor Cada. Vervolgens trekt hij zijn vossenjas aan, zet zijn jagershoed op en maakt zijn arend los van zijn plekje naast de ger en bestijgt met het dier op de arm zijn ros. Samen rijden we de bergen in.
De volgende drie uur lijkt het of Frank en ik meespelen in een western van John Ford. Maar dan in Mongolië. Met een arend in de hoofdrol.
Enkele vraagjes die in mij opkomen bij dit fantastische avontuur:
– Waarom heeft Frank een bril als hij die altijd boven zijn ogen zet?
– Hadden jullie geen portretrecht op Frank zijn steenarend?
– Stinkt de stoof wanneer die wordt aangestoken met koeievlaaien?
Prachtige reportage over zelfredzaamheid! Ik zou daar als niet-kaaseter wel niet kunnen overleven, maar het zou me niet weerhouden om toch eens op bezoek te gaan!
Onwaarschijnlijk machtig. Deze ga ik delen.
Apotheosemoment van deze reis … ja toch?
Weer helemaal overdonderd door deze fantastische reportage in woord en beeld! Het “makingofblooperfilmke” is de max Frank 😊 … en lezen hoe het dagelijks leven van dit nomadenvolkje verloopt is wonderlijk en leerzaam.
Het moet fantastisch zijn met deze majestueuze roofvogels om te gaan, met veel geduld om een vertrouwensband en wederzijds respect op te bouwen. Wat een gevoel om zo een machtig dier even op je hand te mogen dragen … zou “sofort” willen ruilen. 🤤
Waaaw… kei fak manne !!!! 💪🤗👍 🐴 🦅 …🦓
Onwaarschijnlijk mooi moet dat zijn, en Piet aan de poort zag dat het goed was. 😅
Pietzakken!
Highlight!!!
Chapeau manne!
Jaloeeees…..