On the road to hell

Twaalf Uur ‘On the Road to Hell’

Uitgewrongen als een zeemvel, zo voel ik mij wanneer ik voor een hotelletje in het godvergeten Kunrad in Oezbekistan halvelings van mijn motor val, na de langste en de meest mottige motorrit van mijn leven. Twee boosdoeners die ons beiden gesloopt hebben: de abominabele staat van de ‘weg’ en de loden hitte. WTF am I doing here??

Lijk

Het begint in de ochtend aan de grens van Kazachstan en Oezbekistan. De douaniers aan de Kazachse zijde besluiten hem drie uur dicht te houden. Ons plan om de verschrikkelijke verbindingsroute tussen Beyrau in Kazachstan en Kunrad in Oezbekistan in de vroege ochtend aan te vatten en zo tenminste voor een stuk de gruwelijke hitte te vermijden, valt op die manier in duigen. De enige die door mag is een dode, die bovenop het dak van een personenauto naar zijn thuisland wordt teruggevoerd in een met groen fluweel omwonden kist. 

Als de manschappen bij de stalen poort aan de grens eindelijk zin hebben om ze te openen, is het 11 uur. De hele procedure aan beide grenzen kost ons uiteindelijk 3,5 uur. 

Een rijdende doodskist
Een rijdende doodskist


Medicamenten en drones

Aan de Oezbeekse kant wil de douane alles weten over de medicamenten die we bij hebben. De tijd dat ze buitenlanders ter plekke arresteerden en manu militari het land uitzetten indien ze codeïne in je medicatie vonden is gelukkig al een jaar of vijf, zes voorbij, maar ze zijn nog altijd heel erg geïnteresseerd. En waag het niet een drone mee in het land te nemen. Frank heeft die van hem gelukkig door onze Russische kameraad Alexander vanuit Kostroma in Rusland laten opsturen naar een kennis van een vriendin van ons in de Kazachse hoofdstad Almaty (Merci Irina). Maar van een stel Nederlandse motorrijders die deze trip twee maanden eerder maakten, vernamen we dat ze hem moesten inleveren, terug net over de grens in Kazachstan brengen en hem daar moesten vernietigen. (Wat gebeurde door er een motorlaars op te zetten). Wat de Oezbeken tegen drones hebben mag Joost weten, maar het is hun menens. Waarschijnlijk is de president ooit in zijn blote kont gefilmd met zo’n drone en is het daarom …

Eens de grens over, is het al 39 graden. Bij de Oezbeken arrangeren we nog een verzekering voor onze motoren (verplicht), we wisselen geld en Frank schaft zich een Oezbeekse simkaart aan. Dat gebeurt allemaal tegelijk in een kantoortje van twaalf vierkante meter, waarin tien man elkaar verdringen om met ons zaken te doen en nog eens tien die gewoon toeschouwer zijn en commentaar geven. Met een hoofd als een kokende fluitketel trappen we uiteindelijk de motoren op gang.


Amai

Het eerste wat ik op mijn gps zie is de melding: eerste afslag na 325 km. Daarna zie ik van het gedaver van mijn stuur niks meer, zelfs de gps zélf niet, want van het ene moment op het andere zijn we op een weg beland die zo slecht is dat er amper op te rijden is. Er heeft ooit een lint asfalt op gelegen, maar dat is door de overbeladen vrachtwagens die zich in tweede en derde versnelling honderden kilometer lang doorheen dit stuk van de steppe malen, vernietigd tot een desastreuze aaneenschakeling van putten en gaten. Die potholes zijn zo diep en zo scherp aan de rand, dat ze het rampscenario van een snakebite heel reëel maken. Een snakebite is endurorijders zeer bekend: je rijdt met enige snelheid ergens tegen een heel scherpe rand, de vering kan de klap niet aan en het gevolg is dat de velg wordt geraakt. Dat plet de binnenband en kan twee gaatjes opleveren in de band, die lijken op een beet van een slang. Kortom: platten tube.

Een putteke in de weg
Een putteke in de weg


Veel tijd om na te denken is er niet: je ontwijkt twee van die gaten, maar het resultaat is alleen dat je de volgende twee vol induikt. Naarmate de route vordert zien we steeds meer wagens langs de kant van deze afgrijselijke weg met lekke banden. Een automobilist met pech heeft zijn volledige voortrein er onderuit gevezen. Een oude moeder zit met een deken over haar hoofd stoïcijns in het zand naast de weg te wachten tot het ooit opgelost geraakt.

Ondertussen is het +40 graden. Ik weet één ding: als ik dit 300 km moet doen, kunnen ze mij binnen een paar uur ergens aan een wasdraad hangen. Het bos van Wallers ligt er honderd keer beter bij dan wat op de kaart staat als de ‘weg’ van Beyrau naar Kungrad. Tegelijk besef ik dat ik een zekere snelheid moet aanhouden, want te traag rijden helpt niet echt om de putten te omzeilen en verlengt alleen maar het lijden van het onderweg zijn.

Echte pech!
Echte pech!


Container

We worden gered door een container. Die staat op kilometer 100 naast de weg. Binnenin staat een jongeman achter de toog die drank uit een ijskast verkoopt. Meestal bier en energiedranken als Gorilla en Red Bull. In een kamer naast het winkeltje liggen een paar uitgeputte truckers op een brits te slapen. Waarschijnlijk te weinig Gorilla’s gedronken.

De jonge winkelier heeft ook water en chocoladekoeken. De koekjes verkoopt hij per stuk. We koelen onze oververhitte lijven hier af en drinken ieder anderhalve liter water. Nóg een halve liter kap ik letterlijk in mijn kraag.

De container met fris drinken
De container met fris drinken


Daarna herneemt onze beproeving. De hitte is om te snijden. We moeten constant vrachtwagens voorbij steken, soms in een wolk van stof, wat ons alle zicht beneemt. Soms kan je even naast de weg in een zandspoor rijden, maar daar moet je even hard werken.

In deze condities lijkt het wel of je wordt uitgewrongen als een schotelvod. We houden elkaar binnen gezichtsafstand en stoppen af en toe om te drinken. Vervolgens schokken en daveren we opnieuw door de steppe van Oezbekistan. Ik verzeker u: de Argentijnse pampa is in vergelijking met dit godvergeten stuk achterland een levendige speeltuin.

De tijd wordt nu Einsteinsgwijs rekbaar, de minuten lijken wel uren. De tortuur is niet alleen lichamelijk, ook psychisch. Omdat het landschap urenlang hetzelfde blijft, is er geen enkele afleiding voor je brein en dus is het enige wat je kan doen aftellen van kilometers en minuten. Of beter: hectometers en seconden.

Na 150 km hebben we beiden een stijve nek van de klappen die we incasseren. Rechtstaan, in het zadel zitten, het is al om het even. Gelukkig beginnen we nu de eerste stukken tegen te komen die voor een kilometer of twee, drie beter berijdbaar zijn, al blijven ze verraderlijk, met hier en daar grote scheuren en gaten. Je hebt hier de neiging om harder te gaan rijden om de kilometers sneller af te korten, maar dat is heel link. 

Af en toe is de weg zodanig vervormd door het gewicht van de vrachtwagens dat het lijkt of je tussen twee sporen van een ‘ijzeren weg’  rijdt. En net als je denkt dat je eindelijk weer op een redelijk stuk asfalt komt, is het weer prijs: duizend putten en gaten!

Mijn pinker breekt af. Maar hey, wie heeft hier pinkers nodig als je 325 km rechtdoor moet rijden. Eerder al is de carenage van mijn motor links vooraan gescheurd, doordat er een vijs is los getrild en dat veroorzaakte blijkbaar te veel spanning op een andere bout. Daardoor is de zaak afgebroken. Telkens brengt ducktape de oplossing.

Nog een paar puttekens, en een witte Chevrolet
Nog een paar puttekens, en een witte Chevrolet


Angst voor lekke banden

Onderweg denk ik maar aan één ding: laat geen van ons beiden hier een lekke band krijgen. Want een uurtje naast de baan sleutelen bij 40 graden, zonder enige beschutting, dat zou de deur helemaal dicht doen. Gelukkig krijgen na 200 km de betere stukken de overhand en na 250 km belanden we plots op een behoorlijk verharde weg. Eindelijk kan het gas er terug op en merk ik dat ik ook nog een vijfde en zesde versnelling heb. Nog anderhalf uur later bereiken we de rand van de beschaving, waar ik groteske gebouwen naast de weg zie staan, met monsterachtig grote ketels en schouwpijpen, als in een film van Mad Max. Dit zijn gebouwen die opgeboord methaangas verwerken. Er wordt hier immers, net als in Kazachstan, druk in de steppe geboord. Bij de Kazakken is het olie, hier methaan. Half Oezbekistan rijdt met een ketel vol methaangas in de koffer van zijn auto. Meestal een witte Chevrolet.

Uiteindelijk bereiken we bij valavond Kunrad. We hebben twaalf uur op de motor gezeten en zeven liter water gedronken. Tegen de uitbaatster van een winkeltje, recht tegenover het hotelletje dat we in dit hol van Pluto vinden, kan Frank nog net stamelen: “Twee blikken bier!”

Wat denkt U, beste lezer? ‘Valt dit onder de noemer avontuurlijk reizen?’


2 gedachten over “Twaalf Uur ‘On the Road to Hell’”

  1. Fam.Schelfthout

    Wat een ellende! Was deze lijdensweg niet te voorzien? Blij dat jullie heelhuids in Kunrad zijn geraakt en hoop dat dergelijke “crosscountry” jullie voor de rest van de reis bespaard blijft!

  2. Avontuurlijk reizen?
    Dweilen, wasdraad, zeemlap, schotelvod en veel water lijkt mij eerder een verhaal van een nieuwe man. 😂

Reacties zijn gesloten.

Scroll naar boven