De aardige flikken van Alexandroupolis
Van Thessaloniki naar Alexandroupolis is het 300 km. We peren flink door en arriveren halfweg in de middag in dit sympathieke badstadje. We installeren ons in een klein hotelletje en gaan naar het stadscentrum. Van zodra we de straat zijn overgestoken begint het te gieten, zodat we halsoverkop terug naar ons hotel vluchten om er te schuilen voor de toorn van De Wolk. Pas na een uur klaart het op en kunnen we op stap.
Alexandroupolis heeft een hele rits restaurants langs de kustlijn. En een vuurtoren. Dat is het. ‘s Avonds vulden de terrassen van de restaurants zich snel. Soms parkeren bezoekers hun auto achteloos voor het terras, alhoewel daar een parkeerverbod geldt. Een half uurtje later arriveerde dan een motoragent bij de plaats van het misdrijf. Die zette dan de vier pinkers van zijn motor op en blies op zijn fluitje. Dan zag je onmiddellijk één van de restaurantgangers de tafel verlaten en een sprintje naar zijn auto trekken om die te verplaatsen. Kwam er niemand opdagen, dan slingerde de agent de foutparkeerder op de bon. Een geweldig systeem.
Yihaa, Champagne!
De volgende ochtend vertrekken we naar Istanboel. Aan de grensovergang verdien ik een fles champagne, want ik heb met Frank gewed: hij is er zeker van dat ik het originele motordocument dat Nic naar Thessaloniki heeft gebracht niet meer zal nodig hebben tot in Mongolië. Ik denk het tegendeel. De fles is binnen vanaf het moment dat ik aan de grenscontrole stop. Ik presenteer de fotokopie, maar de Turkse douanier eist: “Het origineel aub.”
“@£#&!!, ik heb het zitten”, zegt Frank.
Daarna scheuren we richting Istanboel. Honderd kilometer voor de stad trekt De Wolk nog één keer alle register open met een heuse wolkbreuk. Al snel zien we geen hand meer voor de ogen en automobilisten parkeren naast de weg met hun vier pinkers op. Auto’s die ons toch nog voorbij steken trakteren ons met een emmer water over onze kop door de diepe geulen in het wegdek. We prijzen ons gelukkig in een tankstation te kunnen schuilen, waar we met thee worden verwelkomd door een paar werklui die medelijden met ons hebben. Een uur lang is de hemel pekzwart. “De radio waarschuwde hiervoor”, zegt één van de werklui. Daarna is het voorbij en zien we De Wolk afdraaien naar Bulgarije om daar motorrijders te gaan treiteren.
De Moeder van alle files
De groei van Istanboel de afgelopen jaren is verontrustend. Al 22 km voor de stadskern rijden we langs eindeloze rijen flatgebouwen en wat later staan we stil in een enorme file. Het is een vriendelijke Turkse vrachtwagenchauffeur die Frank erop attent maakt dat motorrijders over de pechstrook mogen rijden, wat Frank dan ook onmiddellijk doet. Ik probeer zijn spoor te volgen. Op die manier steken we kilometerslang stilstaande automobilisten voorbij. Als we uiteindelijk een van de ringwegen rond de stad verlaten en richting de binnenstad rijden, denken we dat we de gevreesde files in Istanboel het nakijken hebben gegeven. We rijden spoedig langs de historische stadsmuren en de wateren van de Gouden Hoorn. Maar dan stropt het verkeer aan verkeerslichten en samenlopende wegen en is het een uur lang laveren door de stad. Als we ons hotel bijna in zicht hebben, komt de finale in de vorm van een soort Koppenberg, waarop alle verkeer geblokkeerd staat. Om de paar minuten kunnen we een meter of drie, vier bergop opschuiven. Slecht voor de koppeling van onze motoren … We zweten als een rund in onze motorpakken. Uiteindelijk geraken we er: we hebben er 2,5 uur over gedaan om Istanboel binnen te rijden. Dat is wat er gebeurt als je de mobiliteit van een stad overlaat aan de wensen van koning auto. Indrukwekkend in al zijn ongemak is het wel.
De files rond Antwerpen? Amateurswerk.
Geen verkeersagressie
Wat opvalt: al die tijd hebben we geen enkel geval van verkeersagressie gezien. Ik zal eens een straf statement maken, aangezien ik me als een ervaringsexpert durf te beschouwen, omdat ik met motoren en auto’s op alle continenten heb rondgecrosst. Op de vraag wie de agressiefste automobilisten ter wereld zijn, zou ik resoluut ‘de Belgen’ antwoorden. De meest roekelozen zijn de Tibetanen en de Indiërs uit het noorden van het land, het meest onbezonnen rijden onze Congolese vrienden. En de meest voorzichtige? Zonder twijfel de Bhutanezen. Daar stoppen de vrachtrijders voor een scherpe bocht om achterop komende motards voor te laten.
* * *
Het Pera Palace Hotel
Slechts een paar wereldsteden spelen in dezelfde liga als Istanboel: Rio de Janeiro, New York, Caïro, Shangai, Londen, Hong Kong … Het heeft allemaal met de setting te maken. En met geschiedenis. Gelegen langs de Gouden Hoorn en aan de Bosporus en met een historie die teruggaat tot het Romeins Rijk en die later, na de val van de stad in 1453, een vervolg kreeg in de gloriedagen van het Ottomaanse rijk, moet Istanboel voor geen enkele van de bovengenoemde wereldsteden onderdoen. Het is een internationaal kruispunt, dé verbinding tussen Oost en West. Maar het is vooral een stad die de bezoeker steeds weer blijft verbazen met zijn vitaliteit.
Het is twintig jaar geleden dat ik nog eens voor een wat langere periode in Istanboel ben geweest. Ik stel Frank voor om naar Beyoglu en Taksim te trekken, de wijken aan de overkant van de Galatabrug omdat ik terug wil naar het Pera Palace Hotel, waar ik in 2002 een tijdje logeerde en er de laatste hand legde aan mijn boek ‘De Groote Zijderoute’, nadat ik met mijn Enfield-motor van Kathmandu tot daar was gereden, op weg naar huis. Het was het hotel waarin Agatha Christie ‘Murder on the Orient Express’ schreef.
Beyoglu en Taksim waren toen volkse buurten onder de Galatatoren. Maar vandaag kan ik mijn ogen amper geloven. Het is een trendy, chique wijk geworden. Met winkels en eethuizen die in Parijs niet zouden misstaan en grote historische panden die nu weer opgekalefaterd zijn of volop onder handen worden genomen.
Wanneer Frank en ik het hotel eindelijk vinden en we er binnen stappen, maakt een vreemde opwinding zich van mij meester. Het is alsof ik na lange tijd weer over de vloer kom bij een oude vriendin. Ik heb geen speciaal boontje voor vijfsterrenhotels, maar voor de Pera Palace maak ik graag een uitzondering: dit is geen hotel, maar een instituut. Het Pera Palace Hotel werd gebouwd in 1892, speciaal voor de reizigers van de Orient Express. Het is het oudste Europese hotel in Turkije. Hotel Negresco in Nice, de Astoria in Brussel, het Imperial Hotel in Mumbay, de Raffles in Singapore en de Ritz in Parijs spelen in dezelfde categorie, maar de Pera Palace stelt ze allemaal in de schaduw door zijn historiek. Keizers en koningen verbleven er, net als beroemde schrijvers, actrices en presidenten. Sommige plekken op de wereld zijn niet alleen de stille getuigen van de geschiedenis, ze worden het zelf.


Chef-de-bar
Frank en ik kiezen voor het terras van de beroemde bar. Daar ontmoeten we chef-de-bar Emrullah Akkurt, die ons verwelkomt alsof we oude gasten zijn. Wat in zekere zin zo was.
Het hotel is vandaag helemaal vernieuwd. Was het in 2002, toen ik er logeerde, een beetje oude maar stilaan vergane glorie, dan is het vandaag opnieuw de parel aan de kroon van de hotels van Istanboel.
“Van 2006 tot 2009 waren we dicht voor een grondige totaalrenovatie”, zegt Emrullah. “Ik houd écht van dit hotel. En ik ben kwaad op de overheid en de architect die hier een jaar of tien geleden een building naast het hotel zetten, die als een tang op een varken bij deze omgeving past.”
Geboren en getogen in Istanboel, kent Emrullah Akkurt de geschiedenis van zijn werkplek. “Toen de eerste reizigers hier op het einde van de 19de eeuw aankwamen, om uit te rusten van hun treinreis vanuit Londen en Parijs, alvorens ze verder zouden reizen met Oriënt Express naar Bagdad, was hier nog geen elektriciteit. De reizigers logeerden alleen op de onderste twee verdiepingen. In de drie bovenste verdiepingen was het personeel ondergebracht.”
Maar de elektriciteit kwam er al het jaar na de opening en dat resulteerde in de oudste elektrische lift in Europa. Het is een kunstwerk van smeedwerk en brons en is nog steeds te bewonderen in de Pera Palace.
Kijk, dat soort details vind ik fantastisch. Nadat ik onder de auspiciën van Emrullah honderd foto’s van de binnenkant van het hotel mag nemen, nemen we afscheid.
Opnieuw moskee
Geen bezoek aan Istanboel is compleet zonder zijn iconische schrijn te bezoeken: de Hagia Sophia of de Ayasofia. Ik doe het nu al voor de vierde maal en telkens ben ik overdonderd. Maar deze keer is anders dan de vorige keren.
De geschiedenis heeft de Ayasofia voor de zoveelste keer ingehaald. Van 537 tot 1453, toen Istanboel nog Constantinopel heette, was de Hagia Sophia de grootste kathedraal ter wereld. Na de val van Constantinopel werd het een moskee: de Ayasofia.
Tot groot krediet van de Ottomanen, zorgde hun sterarchitect, Sinan, ervoor dat de fantastische koepel werd gerestaureerd en voor instorting behoed door er verschillende steunmuren tegenaan te bouwen.
In 1934 vond Kemal Atatürk, de vader des vaderlands in Turkije, dat het gebedshuis beter een museum werd. Maar in 2005 diende een islamitische organisatie klacht in bij de Turkse Raad van State, met het argument dat het gebouw nog altijd eigendom is van een stichting die door sultan Mehmet II werd opgericht. Mehmet II was niemand minder dan de man die in 1453 de muren van Constantinopel doorbrak en het lot van de stad bezegelde. In 2020 oordeelde de Raad van State dat de eisers gelijk hadden en dat elk ander gebruik dan dat van moskee illegaal was. President Erdogan was er als de kippen bij om het beheer van de Ayasofia niet langer onder het ministerie van Cultuur te laten vallen, maar onder dat van het presidium voor Godsdienstzaken. Dat kwam goed uit om zijn conservatieve achterban te paaien.
De Ayasofia blijft wel (gratis) open voor het publiek. Maar je moet nu weer je schoenen uitdoen voor je het heiligdom naar binnen gaat.

Altijd maar meer toeristen
Wat me opvalt is de grote volkstoeloop, in vergelijking met mijn vorige bezoeken. En dat is niet alleen te wijten aan de ongebreidelde reislust die de homo turisticus steeds meer aan de dag legt. “Sinds de Ayasofia opnieuw een moskee is, komen er veel meer moslims, vooral ook Turken, het gebouw bezoeken”, zegt een mulla, die in de moskee toezicht houdt op het gebedsgedeelte. Hij heeft net enkele opdringerige toeristen weggejaagd, die met hun gsm tot bij de plek van het gebed struinen en zich tussen de gelovigen laten fotograferen in een onnozele pose. Zijn naam is Musa en hij neemt alle tijd voor een praatje met de vreemdeling. Als ik hem tot afscheid de hand druk, zegt hij: “Moge u de vrede van Allah vinden.”
* * *
We bezoeken nog de Blauwe Moskee, het islamitische antwoord op de Ayasofia, en Frank duikt voor enkele uren het Topkapi in, voor 400 jaar lang het paleis én de burcht van de Ottomanen, maar ik houd het toeristische gedeelte voor bekeken en ga wat schrijven. Er moet tenslotte iemand werken.
Om aan de toeristische drukte te ontsnappen nemen we de volgende dag de ferry naar Üsküdar. Daar ben je aan de andere kant van de Bosporus en dus in Azië.
De overzetboten zijn in Istanboel een attractie op zich.Het kost amper geld en er is van alles te zien, niet in het minst het fantastische panorama op de stad. Achter onze boot springen dolfijnen op, de Turkse passagiers aan boord voederen koekjes aan de meeuwen.
Varend over de zeestraat van de Bosporus is het nauwelijks te begrijpen dat er hier amper scheepsongelukken gebeuren. Ferries, jachten, zeeschepen, vissersboten, tankers en af een toe een vliegdekschip van de Russische Zwarte Zeevloot kruisen hier elkaar in alle windrichtingen.
“Om dat allemaal te mogen doen, daar heb je in Antwerpen 26 brevetten voor nodig”, zegt Frank, die zelf een zeilbrevet heeft.


Tip
Tot slot delen we nog een logements-tip voor Istanboel, eentje waarvoor u veel geld op onze bankrekening zal storten. Als u bijna failliet bent nadat u een paar dagen in de Pera Palace hebt gelogeerd, begeef u dan met stille trom naar het Golden Horn Hotel in Sirkeci. De Golden Horn heeft bescheiden kamers voor een even bescheiden prijs, maar het dakterras biedt een onvergelijkbaar zicht op de Gouden Hoorn en de Bosporus. Tegelijk kijkt u recht op de Ayasofia, die zowat binnen handbereik lijkt te liggen. De Golden Hoorn ligt bovendien aan Istanboel’s grootste park, vlakbij een tramstation en ook dichtbij een treinstation. U moet alleen uitkijken dat u er niet met de motor naartoe rijdt …
Die avond maken we ons klaar om de volgende dag Istanboel buiten te rijden. Alleen het idee al…
Ge hebt die vervelende ijsjesgochelaaar toch betaald met uit uw mouw geschudde centen? Van mij mocht hij na 10 seconden goochelen zenne krijm zelf houden. Lol
We hebben z’n kraam weggetoverd in een pompoen, gedaan met lachen…
Weer een schitterend stukje verslaggeving en “video-snapshotjes” …
Zonde van het hondenweer!
Ook het onderwaterreservoir in Istanbul is de moeite. Dit is niet veraf van de Ayasofia. Dit reservoir is een ondergrondse ruimte waar je via wandelpaden over het water wandelt. Ergens in het water ligt het hoofd van Medussa.
Klopt helemaal, echt de moeite, merci
Str&Fr